Zeehondje Wammes

Een inzameling voor de zeehondenopvang

Zeehondje Wammes BE406

zaterdag 25 oktober 2014 16:18

Mag ik me even voorstellen!

Ik ben Zeehondje Wammes. Ik ben een gewone zeehond. Ik ben geboren in het voorjaar van 2014 in de Noordzee, waar ik nu nog steeds woon. Toen ik geboren werd kroop mijn moeder bij eb op een rustige zandbank om mij ter wereld te brengen. Zodra de vloed kwam moest ik met haar mee in zee. Samen beleefde we leuke avonturen en bij laag water mocht ik altijd op een zandbank lekker melk drinken bij mijn moeder. 





Toen ik zo’n zes weken oud was raakte ik mijn moeder kwijt. Ik heb tussen heel wat golven gezocht maar kon haar nergens vinden. Ik voelde me toch wel heel alleen. En al snel kreeg ik ook enorme honger. Natuurlijk heb ik wel geprobeerd om visjes te vangen, zoals mijn moeder mij heeft voorgedaan, maar de meeste vissen waren veel te snel voor mij.


Na een paar dagen kreeg ik pijn in mijn keel en begon ik te hoesten. Nog een paar dagen later kreeg ik ook koorts. Omdat zwemmen veel te vermoeiend werd ben ik bij Raversijde het strand opgekropen. Ik voelde me heel ziek en dacht dat ik dood zou gaan.


Gelukkig ben ik gevonden door lieve mensen die mij netjes met rust lieten, maar wel voor mij de zeehondenopvang belde. Al gauw kwamen er verzorgers die mij in een grote rieten mand meenamen naar de opvang bij Sealife in Blankenberge. Dat was wel een spannende reis en ik had echt geen idee wat er ging gebeuren.


Eenmaal binnen bij de opvang werd ik gewogen en in een quarantaine gelegd. Hier kreeg ik eerst wat water en kwam de dierenarts langs om mij te onderzoeken. Het bleek dat ik toch wel was afgevallen en ik had een behoorlijke luchtweginfectie waarvoor ik terstond een injectie met antibiotica kreeg.


Dezelfde avond nog kwam er een lief meisje langs. Zij vertelde mij dat zij mij ging adopteren zodat ik goed verzorgd zou worden. Zij noemde mij Wammes. 


De volgende dag kreeg ik vispap, maar al snel bleek dat ik met hulp van de verzorgers ook visjes kon eten.  De antibiotica deden hun werk en binnen een paar dagen voelde ik me al een heel stuk beter. Het lieve meisje kwam heel vaak langs om te kijken hoe het met mij ging. Ze kwam dan kijken hoe goed ik kon eten en eens kreeg ik zelfs een aaitje van haar.


Ik groeide met de dag en na een paar weken was ik gezond èn in staat om zelf mijn visjes te eten. Daarom mocht ik verhuizen naar het buitenbad. Voor deze verhuizing kwam ook ‘mijn meisje’ om mij bij te staan. Terwijl de verzorgers mij in een mand op een grote kar naar mijn nieuwe verblijfplaats brachten liep zij naast mij met me mee. In het buitenbad, de pup-pool genaamd, kon ik lekker spelen met mijn vriendjes en mijn zwemtechniek oefenen. Elke dag kregen we heel veel visjes toegeworpen. En hoewel er voor iedereen genoeg was vochten we ook wel eens om de eerste visjes. Zo leerde ik snel een vis te grijpen en hem goed vast te houden. Regelmatig werden die lekkere visjes gebracht door ‘mijn lieve meisje’ . 


Toen mijn vriendjes en ik, allemaal sterk en groot genoeg waren, brak er een zeer bijzondere dag aan. Al vroeg in de ochtend zat er een lek in het bad en kwamen wij allen op het droge te liggen. Plots verscheen ook weer dat lieve meisje aan de rand van het bassin. De verzorgers kwamen met grote kisten de bak in en deden alle zeehondjes in een kist. Hoewel ik me niet zomaar liet vangen, moest ook ik er aan geloven. Zodra ik op het droge stond kwam ‘mijn meisje’ naar mij toe. Zij sprak lieve woordjes en vertelde over de grote zee en dat ik daar naar toe mocht. Na een korte reis vol hobbels stond ik ineens met de kist op het strand en even later deed het meisje de kist open. Even was ik overdonderd maar daarna wist ik niet hoe snel ik naar de zee moest hobbelen. Eenmaal in het water vroeg ik me af of dit eigenlijk wel de bedoeling was. Ik keek nog even om naar ‘mijn meisje’ en zij sprak me bemoedigend toe: ‘Ga maar grote jongen, ga maar gauw naar huis.’ En toen dook ik samen met mijn maatje uit de pup-pool door de golven op weg naar open zee. Ik was weer thuis!